Vroeger zat er een meisje bij mij in de klas
Ze speelde in de pauze altijd alleen
Ze hoefde geen kinderen om haar heen
De juffen maakten zich zorgen want
Wat moesten ze ermee
Ze vreesde voor niemand
En deed gewoon haar ding
Ze droeg een knalroze ring
De kinderen vonden het lelijk
Want niemand droeg zo’n ding
Ze kon zich prima vermaken
Niks boeide haar echt
Ze las verhalen over grote draken
En droeg ze voor aan de rest
Toen ging ze van school
Niemand weet waarheen
Nu zorgde ze voor een groot gemis
Het meisje met de knalroze ring